category_news

Juiste stikstofgift voor een goed geslaagde groenbemester

Gepubliceerd op
5 augustus 2017

Voor een goed geslaagde groenbemester is veelal een stikstofgift nodig, maar het verschilt nogal hoeveel stikstof. De juiste gift hangt af van de groenbemestersoort, het zaaimoment en de voorvrucht.

Een goed geslaagde groenbemester verbetert de bodemkwaliteit. Bovendien kan een groenbemester als N-vanggewas fungeren: het neemt de stikstof op uit de bodem die na het hoofdgewas is achtergebleven. In de akkerbouw worden groenbemesters veelal geteeld na granen, die weinig stikstof nalaten. Dan is een stikstofgift nodig om de groenbemester goed te laten slagen.

Benodigde N-gift

De benodigde stikstofgift hangt af van de groenbemestersoort, het zaaimoment en de voorvrucht. Zo behoeft klaver geen N-bemesting (omdat het luchtstikstof bindt) en bladrammenas 40-80 kg N per ha.
Bij vroege zaai (vóór 1 september) kan het gewas zicht forser ontwikkelen en meer stikstof opnemen dan bij late zaai. Een vóór 1 september gezaaide groenbemester die goed aanslaat, kan (ruim) 80 kg N per ha opnemen in de bovengrondse delen, terwijl een groenbemester die in de tweede helft van september wordt gezaaid niet meer dan 40 à 50 kg N per ha opneemt. Bij zaai na 1 oktober is de N-opname nog maar gering: ≤20 kg N per ha in de bovengrondse delen.
Bij de teelt na een hoofdgewas dat weinig stikstof nalaat in de bodem, zoals granen, is een hogere N‑gift nodig dan na een hoofdgewas dat een ruimere hoeveelheid stikstof nalaat, zoals pootaardappel.

Een indicatie van de benodigde stikstofgift voor de verschillende soorten groenbemesters vind u hieronder. Per groenbemester is een range aangegeven voor de N-gift. Bij zaai vóór 1 september in een N-arme uitgangssituatie geldt de bovenkant van de range en bij zaai in een N-rijke uitgangssituatie en/of late zaai de onderkant.

Tabel N-gift gbm.png

Organische mest

Veelal wordt organische mest toegediend na graan. Voor de hoeveelheid werkzame stikstof die hieruit beschikbaar is voor de groenbemester, kunnen de volgende werkingspercentages worden gehanteerd (werking van de totale N in de mest):

  • varkensdrijfmest: 70% bij bouwlandinjectie en 55% bij toediening met een zodebemester
  • rundveedrijfmest: 50% bij bouwlandinjectie en 35% bij toediening met een zodebemester
  • vaste kippenmesten: 40% (bij verstrooien en direct inwerken)
  • GFT-compost: 15%

Geef niet meer stikstof aan de groenbemester dan nodig is. Teveel stikstof wordt niet opgenomen en gaat verloren. Laat in een N-rijke uitgangssituatie de groenbemesters sowieso profiteren van de stikstof in de bodem en beperk dan de N-gift.
Als de groenbemester vóór 1 september is gezaaid, kan men hiervoor extra stikstofgebruiksruimte krijgen. Maar als de groenbemester die stikstof niet (allemaal) nodig heeft, kan het beter aan een hoofdgewas worden gegeven, met name als de stikstofgebruiksruimte op het bedrijf krap is.

Meer informatie

Meer informatie over groenbemesters op deze website:

N-bemesting groenbemesters

Groenbemesters

Groenbemesterkeuze

Informatie: Willem van Geel (willem.vangeel@wur.nl)